Het snoeien van struiken
Als struiken eenmaal goed zijn aangeslagen, kunnen ze heel goed voor zichzelf zorgen. De meeste zullen dan bloemen, blad en bessen produceren zoals van hen verwacht, maar misschien niet altijd op de manier zoals jij het wil. Als tuinkabouter zie je graag dat een struik langdurig aantrekkelijk blijft en maximaal van kwaliteit. Om dat te bereiken hebben de meeste struiken verzorging en leiding nodig en moeten ze dus regelmatig of af en toe worden gesnoeid.
Je zult waarschijnlijk al een aantal struiken in de tuin hebben, sommige misschien al vrij oud. Kun je die door snoei verbeteren? Zeker wel. In de eerste plaats zal er zo goed als zeker een hoeveelheid dood hout aan zitten, dat moet worden verwijderd.. Het beste kun je wachten tot het vroege voorjaar, als de takken beginnen uit te lopen. Dan pas kun je goed zien welke takken dood zijn, en welke niet. Daarnaast zullen er veel takken of stammetjes die vooral het centrum van de struik verstikken.
Snoei het oudste hout dan weg, zo laag als maar mogelijk is, zonder de vorm geweld aan te doen. Vind je dat de struik te groot wordt of in onbalans is, snijd dan een paar van de langste takken weg tot op een jongere scheut, die niet minder dan half zo dik moet zijn als de tak die je weghaalt. Als drastischer moet worden ingegrepen, is het veelal verstandiger de verjonging over twee jaar uit te spreiden, hoewel veel struiken heel goed tegen een zware snoei bestand zijn. Bij bladverliezende struiken snoei het het liefst in de late herfst of winter, als ze kaal zijn. Doe het niet als het (streng) vriest.
Moet een struik worden gesnoeid nadat je hem net hebt geplant? Laat hem liever een jaartje met rust en haal alleen de beschadigde takjes weg en top eventueel de wat lang uitschietende takken. Langzame groeiers kun je wel enige tijd aan hun lot overlaten, maar snelle groeiers hebben baat bij een krachtige snoei. Door de lange scheuten in te korten krijg je een bossige groei. Door zijscheuten in te korten als die zich in het volgende snoeiseizoen hebben ontwikkeld, verlies je misschien wel wat bloesem maar door die op te offeren krijg je een volle struik die de komende jaren dankbaar zal bloeien.
Sommige struiken zijn geënt. Dat wil zeggen dat de plant is samengevoegd met het wortelgestel van een krachtiger groeiende soort. Je kunt dit herkennen aan een verdikking ergens in de stam of vlak boven de wortels. Takken die ontspruiten uit het gedeelte van de stam onder het entpunt alsmede de takken die direct uit de grond komen, moet je direct weghalen. Deze zogenaamde "zuigers" stelen veel energie van de plant en dragen niets bij aan de vorm. Ze zullen er ook anders uitzien omdat ze in feite afkomstig zijn van een andere plant. Ook niet-geënte planten kunnen zuigers ontwikkelen. Haal ook deze weg.
Het tijdstip blijft één van de moeilijkste aspecten van het snoeien. Voordat je begint met snoeien, moet je eerst uitzoeken op wat voor hout de struik bloeit: bloeit hij op de scheuten van hetzelfde seizoen of bloeit hij op scheuten van het vorige jaar? Je kunt dit opzoeken of het eenvoudig vaststellen door de struik een jaar lang nauwkeurig in het oog te houden. Hoe bepaalt de bloeigewoonte van een struik de snoeiperiode?
- Bloei op de scheuten van hetzelfde seizoen: deze struiken worden vroeg in het jaar gesnoeid om ze de tijd te geven hun bloeischeuten aan te maken. De tijd die ze daarvoor nodig hebben varieert van soort tot soort.
- Bloei op de scheuten van het vorige seizoen: deze worden gewoonlijk direct na de bloei gesnoeid, zodat de struik de langste tijd krijgt om nieuwe scheuten aan te maken, ze af te rijpen en bloemknoppen aan te leggen voor de bloei in het volgende jaar (gewoonlijk in de lente of vroege zomer).
- Bloei op sporen (met name Wisteria en dwergkwee): De snoei begin zodra de bloemen beginnen te verwelken. Kort de zijscheuten tot op 10-15 centimeter in en snoei dan in de winter verder terug tot op twee knoppen. Zomersnoei helpt het jonge hout te rijpen en bevordert de vorming van scheuten die bloemen dragen.
Veel struiken hebben een zogenaamde "bonte" vorm met blad van meer dan één kleur. Meestal zijn deze vormen zwakker dan de oorspronkelijke vorm en na een paar jaar zullen er scheuten komen die geen bonte bladeren meer dragen, de zogenaamde terugslag. Snijd deze terugslag altijd weg anders blijft er van de bonte bebladering weinig meer over.