Werkzame stoffen in medicinale kruiden
Wat maakt dat sommige planten voor de medische wereld zo belangrijk zijn? De belangrijkste werkzame stoffen in medicinale kruiden worden hieronder uitgelegd:
Alkaloïden
Dit zijn stikstofhoudende, basische verbindingen. Voor planteneters zijn alkaloïden giftig. In voldoende hoeveelheden zijn ze dat ook voor de mens. In lagere concentraties hebben ze een farmacologisch effect omdat ze de zenuwprikkels beïnvloeden en als zodanig werken als opwekkende stof of juist als verdovend middel. Bekende alkaloïdenplanten zijn onder meer: delphinium, kruiskruid, maretak, moederkoorn, slaapbol, wolfskers en bilzekruid.
Bitterstoffen
Deze danken hun naam aan de bittere smaak. Zij behoren niet tot een chemisch homogene groep en behoren deels bij de glocosiden en deels ook bij de terpenen (zie etherische oliën). door de sterk eetlustbevorderene werking en de daarmee gepaard gaande verbeteing van de vertering kunnen bitterstoffwen een indirect versterkende werking teweegbrengen. Voorbeelden zijn: gentiaan, duizendguldenkruid, waterdrieblad, gezegende distel.
Etherische oliën
Andere namen voor etherische olie zijn vluchtige olie of essentiële olie. Planten die een gehalte hieraan hebben, vallen vooral op door hun geur. Bij de medische toepassing wordt van de plaatselijke prikkelwerking gebruik gemaakt die zich uitwerkt in betere bloeddoorstroming. Veel etherische oliën hebben ook een desinfecterende of krampstillende werking of bevorderen de afscheiding van de luchtwegen. Belangrijke geneeskruiden met deze oliën zijn: kamille, venkel, anijs, spar, jeneverbes, salie, bijvoet, arnica, tijm, pepermunt en talrijke schermbloemigen.
Flavonoïden
Deze vormen een grote familie van plantaardige stoffen. Ze bepalen in groenten, fruit en bloemen de grote variatie in kleuren. Flavonoïden bestrijden de zogenaamde vrije radicalen, welke kankerverwekkend zouden zijn. De consumptie van deze stoffen is hier -vergeleken met Aziatische landen- aan de lage kant, mede doordat ten gevolge van koken en bewerken het gehalte aan flavonoïden met 50 tot 90 procent daalt. Vandaar het advies tot het eten van meer (verse) groenten en fruit. Er bestaat echter geen norm voor de minimale hoeveelheid flavonoïden die onze voeding zou moeten bevatten.
Glucosiden
Chemisch beschouwd zijn dit verbindingen tussen suikers en niet-suikers. Voor de geneeskunde belangrijke glucosiden zijn flavonglucosiden die deels de bloeddruk verhogen en urinedruivend werken (sleedoorn, struikhuide, varkensgras, linde). Uiterst belangrijk zijn de digitaloïde glucosiden met hun duidelijke hartwerkzaamheid (vingerhoedskruid, lelietje van dalen, adonis en kerstroos). Ook saponinen (paardekastanje, zeepkruid, sleutelbloem) worden veel toegepast vanwege hun slijmhuidprikkelende werking. In de streek van luchtpijp en bronchiën komt dit tot uitwerking door het ophoesten van slijm en op de dieren door urinedrijvende werking.
Looistoffen
Andere namen voor looistoffen zijn tanninen of looizuren. Medisch wordt van hun samentrekkende (adstringerende) werking gebruik gemaakt. Ze zijn ook ontstekingsremmend, antiseptisch en bloedstelpend. Ze komen voor in bijvoorbeeld eik, bosbes, agrimonie, walnoot