Knolselderij
Knolselderij is een oude groente. Nu de belangstelling voor "vergeten" groenten groeit, is hij terug van weggeweest. De teelt van knolselderij is niet altijd even eenvoudig!
Rassen
Naar de hoeveelheid blad kunnen de knolselderijrassen worden onderverdeeld in zogenaamde langloof- en kortlooftypes. De langlooftypes, zoals Roem van Zwijndrecht, Monarch en Ariv zijn weinig gevoelig voor doorschieten en inwendige holheid. Op tijd gezaaid en geplant leveren ze grote knollen met een zware wortelpruik. De knollen groeien vrijwel niet bovengronds. Voor de teelt in eigen tuin voldoen rassen met een matige bladontwikkeling zoals Alba, Albatros, Ceva en Nemona beter. Deze kortloofrassen groeien sneller en kunnen dus later worden gezaaid en geplant dan de langlooftypes. De knollen zijn ronder van vorm en groeien gedeeltelijk bovengronds. Ze kunnen dichter op elkaar worden geplant maar bij laat oogsten zijn ze gevoeliger voor inwendige holheid. Ook zijn ze vatbaarder voor de bladvlekkenziekte. Ibis, Mars en Prins zijn recentere kortloofrassen. Zij zijn aanzienlijk minder ziektegevoelig.
Grond
De beste resultaten worden verkregen op zware zavel- en lichte kleigronden. Een niet te laag humusgehalte wordt op prijs gesteld. Op zand en veengronden groeien de planten vaak te weelderig met als gevolg veel blad, kans op inwendige holheid en slechte houdbaarheid.
Zaaien
Langloofrassen worden bij voorkeur in de eerste helft van maart onder platglas met enige bodemverwarming gezaaid. Bij uitzaai vóór half maart zonder extra verwarming is de kans groot dat de planten voortijding in bloei schieten.
Kortloofrassen kunnen in de tweede helft van maart en ook nog in april onder platglas worden gezaaid. Extra bodemverwarming is dan niet meer nodig. Wel verdient het aanbeveling het zaaibed een paar weken voor het zaaien klaar te maken en de grond af te dekken. Hierdoor krijg je een wat hogere grondtemperatuur.
De eenvoudigste zaaimethode is breedwerpig zaaien en later uitplanten van losse planten. Het donkergekleurde zaad is zeer fijn van stuk en ge zaait snel veel te dik. Zaai ondiep.
Het duurt wel enige weken voor het zaad kiemt. Er is dan ook veel voor te zeggen om de zaden voor te kiemen, waardoor de plantjes aanzienlijk sneller opkomen. Je doet dit zo: meng het zaad in een schoteltje met een enkele milimeters dik laagje wit zand. Maak het geheel vochtig en houd het vochtig. Na verloop van tijd zie je aan enkele zaadjes witte puntjes verschijnen. Vanaf dat moment geef je het zaad-zandmengsel geen water meer en laat het opdrogen. Als het mengsel niet meer aan elkaar plakt, maar nog wel enigszins vochtig is, kun je het uitzaaien. Zorg dat de grond waarop je hebt gezaaid niet uitdroogt!
Binnen voorzaaien in potjes is ook een mogelijkheid. Doe dit eind maart, begin april. Wanneer de eerste echte blaadjes verschijnen kan er worden verspeend. Zorg daarbij wel dat de groeipunten boven de grond blijven.
Planten
Knolselderij groeit aanvankelijk zeer langzaam en dit houdt in dat reeds vroeg in het jaar met de opkweek van de planten moet worden begonnen. Koud opkweken en vroeg uitplanten kan tot gevolg hebben dat de planten in het eerste jaar doorschieten en geen knol vormen. Bij laat uitplanten wordt wel veel blad gevormd maar laat de knolvorming eveneens te wensen over.
Langloofrassen worden in de tweede helft van mei of begin juni op 50x50 centimeter uitgeplant.
Kortloofrassen kunnen eind mei tot uiterlijk eind juni op 40x40 centimeter worden geplant.
Dunnen
De plantjes worden individueel uitgeplant, dus dunnen is niet nodig.
Voeden
Knolselderij kan veel mest gebruiken maar dan wel van de stikstofarme soort. Bij te veel stikstof wordt wel veel blad maar weinig knol gevormd.
Ziekten en plagen
Knolselderij kan aangetast worden door de schimmels bladvlekkenziekte (Septoria apiicola) en schurft (Phoma apiicola). Bestrijd deze met een anti-schimmelmiddel uit het tuincentrum
Beschermen
Knolselderij hoeft niet te worden beschermd. Je kunt wel preventief spuiten tegen schimmelziektes. Gebruik hiervoor brandnetelgier of iets dergelijks.
Oogsten
De oogst vindt plaats van eind oktober tot half november. Wip de knollen met een riek uit de grond. Dit kan wel enige spierkracht vereisen.
Als ze in de schuur of kelder in kistjes met vochtig zand worden bewaard, blijven ze maandenlang goed.