Snijboon en co.

 

Phaseolus vulgaris is een erg algemene soort. Hiertoe behoren onder andere snijbonen, sperciebonen, prinsessenbonen, boterbonen en ook minder algemene types zoals het heiligenboontje. Hoewel erg verschillend van uiterlijk, worden alle soorten op dezelfde wijze geteeld.

 

Rassen

We onderscheiden verschillende groepen en rassen, wat nog wel eens tot verwarring kan leiden:

  • Stok- of staakbonen klimmen langs staken naar boven.
  • Stam- of struikbonen vormen een struike en klimmen niet.
  • Droogbonen zijn hardschillige bonen, waarvan de volgerijpte en gedroogde zaden worden bewaard.

Binnen deze soorten kunnen we dan weer verschillende variëteiten onderscheiden, bijvoorbeeld:

  • Snijbonen:
    Klimmend - zoals Pursan (grote, brede peulen), Donna (lange en snelle productie)
    Struik - Roma II (mals en lichtgroen)
  • Spek- of prinsessenbonen (min of meer synoniem):
    Klimmend - Neckargold (gele peul), Pastoral (lange, fijne bonen), Negrital (diepgroen en vlezig)
    Struik - Antwerpse Noordster (vroeg en zeer geschikt om in te vriezen), Slenderette (zeer vroeg en ziektebestendig)
  • Spercie- of slaboon (min of meer synoniem):
    Klimmend - Yaris (zeer fijne peulen, ziekteresistent)
    Struik - Argus (zeer fijne peulen), Paloma (zeer vroeg), Pongo (zeer fijne peulen), Purple Queen (paarse peulen), Tarot (gekleurdzadig)
  • Boterbonen:
    Klimmend - Maxidor, Pencil pod (zwarte zaden)
    Struik - Orinco-Wax (felgele peulen), Boterkoning (zonder draad)
  • Droogbonen: Berlotto (gekleurde, gevlekt), Groene flageolet (grote opbrengst), Witte Eiboon (witte zaden en compacte plant), diverse Afrikaanse Bonen (roodbruine zaden), Heiligenboontjes (zo genoemd vanwege de tekening) 

 

Grond

Bonen houden van een goeddoorlatende grond die goed maar niet te veel water vasthoudt. Een hoog humusgehalte is goed voor de teelt. Zure grondsoorten worden minder op prijs gesteld.
Compost of verse stalmest vlak voor het zaaien zijn uit den boze, net zoals stikstofmeststoffen. Als je die persé wilt aanbrengen, doe het dan ruim vantevoren, in de winter. Aan de behoefte aan stikstof wordt voldaan door de stikstofbinding uit de lucht via de wortelknolletjes.
Bonen houden van een plekje in de volle zon.

 

Zaaien

Bonen zaaien is niet zo moeilijk. Laat de zaden 24 uur weken in een laagje water. De droge bonen nemen heel veel water op waardoor ze al een voorsprong hebben bij het kiemen. Je kunt zowel buiten ter plekke als binnen voorzaaien:

  • Ter plekke buiten zaaien: Bonen worden pas half mei gezaaid omdat ze erg vorstgevoelig zijn. Je kunt ze zaaien in dubbele rijen met een onderlinge afstand van dertig centimeter. Tussen deze dubbele rijen zit dan 60 centimeter (lage) of 120 centimeter (hoge) afstand. Na een paar dagen is er al een worteltje en na een tweetal weken is er groen aan de oppervlakte te bespeuren. Wanneer er niet genoeg bonen opkomen, kun je op de open plekken opnieuw zaaien.
  • VoorzaaienMet voorzaaien kun je eind maart beginnen. Leg de voorgeweekte bonen in een zaaibak met cocopeat en bedek ze met een laag van 1 centimeter. Houd het zaaisel goed vochtig. Voor ze naar buiten kunnen, moeten de plantjes worden afgehard. Dit doe je door ze buiten te zetten maar op koude avonden af te dekken met tuinfleece. 

 

 

Dunnen

Ter plekke gezaaide bonen dun je tot op 20 centimeter onderlinge afstand. 

 

Planten

Plant voorgezaaide bonen half mei bij een klimrek op een afstand van 20 centimeter. 

 

Voeden

De stikstofbehoefte van de pronkboon is behoorlijk, doch als vlinderbloemige plant wordt de stikstof in sterke mate opgenomen uit de lucht door Rhizobium bacteriën die in symbiose leven in de wortelknobbeltjes van de boon. Een stikstofbemesting is zelden nodig, eventueel een heel kleine gift bij zeer vroege uitzaai of bij ongunstige (natte en koude)  groeiomstandigheden. Op lichte gronden toch wel een matige hoeveelheid compost geven, die voor de winter ingewerkt wordt.

Ziekten en plagen

  • De bonen kunnen aangetast worden door het 3 tot 4 mm grote bonenkevertje (Acanthoscelides obtectus). Tijdens de groei legt het kevertje eitjes in de bonen. Bij de bewaring vreten de larven de bonen uit en komen in het voorjaar de kevertjes naar buiten. Hierdoor ontstaan de karakteristieke ronde gaatjes in de boon. Door de bonen minimaal drie dagen bij -20oC of enkele weken in de diepvries te bewaren worden de eitjes en de larven gedood maar ik kan me voorstellen, dat je ze in dit geval helemaal niet meer lust!
  • Ook worden bonen aangetast door de bonenspintmijt (Tetranychus urticae). Op het blad verschijnen op de bovenkant stipvormige vlekjes. Op de onderkant zitten zeer kleine spinachtige beestjes. Bij een ernstige aantasting vallen de bladeren af.
  • Daarnaast zijn bonen onder vochtige omstandigheden vatbaar voor grauwe schimmel, die zowel blad, stengel als boon aantast. Vooral afgevallen bloempjes zijn vaak veroorzaker van een aantasting.
    In warme zomers kan aantasting van roest (Uromyces appendiculatus var. appendiculatus) optreden. Op het blad ontstaan eerst lichte, ronde vlekjes met op de achterkant in een kring staande witte bekertjes. Later kleuren de vlekken door de vorming van sporen van lichtbruin naar donkerbruin..

 

Beschermen

Neem voorzorgen opdat de vogels de bonen niet uit de grond halen. Een natuurvriendelijke methode is de zaaigeultjes afdekken met heel korte takjes van snoeiafval. In een net kunnen de vogels makkelijk verstrikt raken. Afdekken met fijn gaas of vliesdoek kan natuurlijk ook. Vermijd in dat verband te ondiep zaaien.

 

Oogsten

Oogst jonge bonen één tot twee maal per week, om de groei van de jongere peulen te laten doorgaan. Je kunt ze in stukken snijden en dan koken. Wil je de zaden drogen en bewaren? Dan moet je de peulen laten hangen tot ze geel en dor zijn. Leg de zaden op een plat vlak in de zon of in een droge, goedgeventileerde ruimte tot ze helemaal zijn ingedroogd. Ze zijn dan jarenlang houdbaar.