Pronkbonen
Pronkbonen kun je, als ze klein zijn, eten als snijbonen. Omdat we erg goed bestand zijn tegen weer en wind worden ze ook wel gekweekt als windscherm. De plant heeft een grote sierwaarde vanwege de mooie bloemen en opvallende zaden.
Rassen
Pronkbonen kennen verschillende rassen:
- Naast witbloeiende komen ook roodbloeiende rassen voor. De roodbloeiende rassen zijn sneller vliezig en vatbaarder voor vetvlekkenziekte (Pseudomonas phaseolicola).
- Witbloeiende klimmende rassen die in Nederland geteeld worden zijn: Emergo (met draad), Dominant (met draad), Désirée (zonder draad), Excelsior (met draad, heeft de langste peulen)
- Klimmende rassen met een specifieke sierwaarde zijn: Scarlet Runner (met oranjerode bloemen en paarse zaden met donkere strepen en vlekken), Painted Lady (met rood-met-witte bloemen), Tongues of Fire (lichtgroene peulen met knalrode vlekken en strepen), Zebrina (met gestreepte peulen), Goldelfe (met gele peulen)
- Stamvorm rassen: Groninger Pronkboon, Painted Lady (bloeit tweekleurig; in de knop rood; de bloem heeft een rode vlag, maar is verder wit)
Grond
Pronkbonen houden van een goeddoorlatende grond die goed maar niet te veel water vasthoudt. Een hoog humusgehalte is goed voor de teelt. Zure grondsoorten worden minder op prijs gesteld.
Compost of verse stalmest vlak voor het zaaien zijn uit den boze, net zoals stikstofmeststoffen. Als je die persé wilt aanbrengen, doe het dan ruim vantevoren, in de winter. Aan de behoefte aan stikstof wordt voldaan door de stikstofbinding uit de lucht via de wortelknolletjes.
Bonen houden van een plekje in de volle zon.
Zaaien
Bonen zaaien is niet zo moeilijk. Laat de zaden 24 uur weken in een laagje water. De droge bonen nemen heel veel water op waardoor ze al een voorsprong hebben bij het kiemen. Je kunt zowel buiten ter plekke als binnen voorzaaien.
- Ter plekke buiten zaaien: Bonen worden pas half mei gezaaid omdat ze erg vorstgevoelig zijn. Je kunt ze zaaien in dubbele rijen met een onderlinge afstand van dertig centimeter. Tussen deze dubbele rijen zit dan 60 centimeter (lage) of 120 centimeter (hoge) afstand. Na een paar dagen is er al een worteltje en na een tweetal weken is er groen aan de oppervlakte te bespeuren. Wanneer er niet genoeg bonen opkomen, kun je op de open plekken opnieuw zaaien.
- Voorzaaien: Met voorzaaien kun je eind maart beginnen. Leg de voorgeweekte bonen in een zaaibak met cocopeat en bedek ze met een laag van 1 centimeter. Houd het zaaisel goed vochtig. Voor ze naar buiten kunnen, moeten de plantjes worden afgehard. Dit doe je door ze buiten te zetten maar op koude avonden af te dekken met tuinfleece.
Dunnen
Ter plekke gezaaide pronkbonen dun je tot op 25 centimeter onderlinge afstand.
Planten
Plant voorgezaaide pronkbonen half mei bij een klimrek op een afstand van 25 centimeter.
Voeden
De stikstofbehoefte van de pronkboon is behoorlijk, doch als vlinderbloemige plant wordt de stikstof in sterke mate opgenomen uit de lucht door Rhizobium bacteriën die in symbiose leven in de wortelknobbeltjes van de boon. Een stikstofbemesting is zelden nodig, eventueel een heel kleine gift bij zeer vroege uitzaai of bij ongunstige (natte en koude) groeiomstandigheden. Op lichte gronden toch wel een matige hoeveelheid compost geven, die voor de winter ingewerkt wordt.
Ziekten en plagen
Pronkbonen kunnen aangetast worden door rolmozaïekvirus, zwarte vaatziekte, scherpmozaïek, topsterfte, stippelstreep, vlekkenziekte (Colletotrichum lindemuthianum), roest (Uromyces appendiculatus) en vetvlekkenziekte (Pseudomonas syringae pv. phaseolicola). Er zijn rassen die meer ziekteresistent zijn dan andere.
Beschermen
Neem voorzorgen opdat de vogels de bonen niet uit de grond halen. Een natuurvriendelijke methode is de zaaigeultjes afdekken met heel korte takjes van snoeiafval. In een net kunnen de vogels makkelijk verstrikt raken. Afdekken met fijn gaas of vliesdoek kan natuurlijk ook. Vermijd in dat verband te ondiep zaaien.
Oogsten
Oogst jonge pronkbonen één tot twee maal per week, om de groei van de jongere peulen te laten doorgaan. Je kunt ze in stukken snijden en dan koken. Wil je de zaden drogen en bewaren? Dan moet je de peulen laten hangen tot ze geel en dor zijn. Leg de zaden op een plat vlak in de zon of in een droge, goedgeventileerde ruimte tot ze helemaal zijn ingedroogd. Ze zijn dan jarenlang houdbaar.