Meloen

 

Meloenen zijn familie van de pompoen, maar wel aanzienlijk trager en bewerkelijker. De geweldige smaak is echter meer dan genoeg beloning!

 

Rassen

Kies voor teelt in de volle grond vroegrijpende of speciale korte-seizoen types. Soorten met kleine vruchten hebben buiten meer kans van slagen. Late rassen en rassen met grote vruchten zijn geschikter voor teelt onder glas.

  • Canteloup-meloenen. Met oranje vruchtvlees en diepe ribben zijn ze een ideale dessertmeloen. Petit Gris de Rennes en Noir de Carmes zijn de belangrijkste. Deze middelvroege meloenen hebben een rijk aroma en zijn gemakkelijk te kweken. Ook buiten hebben ze kans van slagen (maar géén garanties!).
  • Netmeloenen hebben op hun schil opvallende grijze strepen en tekeningen. Eden Gem, Minnesota Midget, Jenny Lind, Early Hannover, Far North en Emerald Gem zijn vroeg rijp en heerlijk zoet. Deze meloenen doen het buiten ook goed.
  • Meloenen zonder geur zijn ook wel bekend als Spaanse meloen. Ze hebben meestal een gele of grijsgroene buitenkant en zijn vrij hard. Binnenin zit groen of geel vruchtvlees. Ze zijn langer houdbaar en hebben een friszoete smaak. Amarillo Oro is een bruikbare variëteit. Deze soort meloenen kun je beter onder glas telen.
  • Er zijn ook buitenbeentjes: Cocumis Melo var. flexuosus is een echte meloen maar ziet eruit als een gestreepte komkommer. Ook zijn smaak gaat die richting uit. Painted Serpent en Striped Snake zijn de meest gangbare. Deze meloenen kun je alleen in de kas kweken.
  • Watermeloenen kun je buiten telen maar ze worden alleen in heel warme, lange zomers rijp. Als je ze vroeg binnen hebt voorgezaaid, tenminste. Uitzondering is het ras Golden Midget, dat ranken van amper een meter lang vormt en vruchten met de omvang van een grapefruit, die midden in de zomer rijpen.
  • Het vreemdst van allemaal is de kiwano (Cucumis Metuliferus). Deze diepgroene, gestekende vruchten worden tot 20 centimeter groot. Binnenin zitten honderden platte zaden in een groene gelei. De smaak houdt het midden tussen meloen en komkommer. Het is een krachtige klimmer, die op een warme plek in de tuin volop vruchten geeft. De vruchten worden eind oktober groen geoogst. Laat ze samen met appels en bananen binnenshuis rijp worden, dan worden ze dieporanje.

 

 

Grond

Meloenen houden van grond die goed vocht vasthoud, veel compost/humus bevat en voedselrijk is. Ze hebben een plekje in de volle zon nodig, dat uit de wind ligt.

 

Zaaien

Meloenplanten worden in het voorjaar binnen voorgezaaid in bloempotjes, steeds twee zaden per potje. Het beste resultaat wordt bereikt wanneer de zaden op hun kant 1,5 centimeter diep in de zaaigrond worden geduwd. Dit voorkomt rotting. De zaden kiemen binnen twee weken wanneer de temperatuur tussen 21-24 graden ligt. Wanneer zichtbaar wordt welke van de twee zaailingen het sterkst is, kan de zwakste worden uitgetrokken.
Wanneer er vier echte blaadjes zijn gevormd, kunnen de planten op hun definitieve plaats in de kas worden geplant, zo'n 75 cm. uit elkaar. Of verplant ze, als ze in de volle grond moeten, regelmatig in grotere potjes tot ze naar hun definitieve standplaats kunnen. 

 

Planten

Meloenen staan graag hoog en droog boven de omgeving, ze hebben een enorme hekel aan nattigheid bij hun basis. Plant ze bij voorkeur op een heuveltje van compost (afhankelijk van de variëteit op een onderlinge afstand van 40 tot 75 centimeter, dan beschikken ze meteen over een voorraadje voedingsstoffen.
De ruimte rondom de planten kun je bedekken met zwart gronddoek. Dat heeft verschillende voordelen: de grond warmt beter op, het vocht wordt beter vastgehouden en onkruid krijgt nauwelijks een kans.
Meloenplanten kunnen pas naar buiten als de temperatuur niet meer onder de 18 graden zakt, dus meestal pas half/eind juni. Ze moeten minimaal 1 meter uit elkaar worden geplant op een zonnige, beschutte plaats en niet worden opgebonden. Je kunt meloenen ook onder glas kweken.

Dat gaat het gemakkelijkst in een platglasbak. Daar kunnen de planten net als in de volle grond in de breedte uitgroeien. In een gewone kas worden de vruchten meestal langs draden of stokken opgebonden. De planten komen op 50 centimeter van elkaar. 

 

Leiden, vormen en snoeien

In de kas kunnen de planten tegen stokken worden opgebonden. Wanneer de ze een meter hoog zijn, kan de top eruit worden geknepen. Vier sterke zijscheuten worden behouden, de rest moet worden verwijderd (het zogenaamde "dieven"). Deze zijscheuten worden weer getopt na vier bladeren, de dan ontaande scheuten na drie en die daarna na twee. Het idee hierbij is dat er zo voldoende bladoksels ontstaan waaruit de vrouwelijke bloemen kunnen groeien. De mannelijke bloemen groeien gewoon aan de stengel.
Planten die buiten groeien hebben al hun bladeren nodig, en hoeven niet te worden getopt. Je kunt ze beter niet opbinden, in verband met te veel wind. 

 

Bestuiven

Meloenplanten in de kas moeten met de hand worden bestoven. Ook voor buiten groeiende planten is dit een goed idee. Het best pluk je hiervoor een mannelijke bloem (vrouwelijke bloemen zijn herkenbaar aan het vruchtbeginsel achter de bloem; mannelijke bloemen hebben die niet, zie plaatje 1). Pluk de blaadjes er vanaf (plaatje 2) en wrijf dit tegen de vrouwelijke bloemen (plaatje 3). Bestuiven kan ook met een kwastje of wattip. Het liefst doet men dit als het droog en zonnig is, zo rond het middaguur. 

 

Voeden

Tijdens droge periodes is extra water noodzakelijk, maar zorg er wel voor dat de de planten zo min mogelijk nat word. Meloenplanten zijn erg hongerig. Geef ze veel compost (op plant ze op de composthoop!) en iedere week vloeibare mest.

 

Ziekten en plagen

  • Bacteriehartrot komt alleen voor bij meloenen die buiten worden geteeld. Als de hoofdscheut wordt getopt, ontstaat een stinkend natrot. Dit wordt veroorzaakt door de bacterie Erwinia carotovora subsp. carotovora. Hierdoor kunnen de planten wegvallen.
  • Echte meeldauw veroorzaakt witte vlekken op de bladeren en stengels en kan een ernstige stagnatie in de groei veroorzaken. Besproeien met brandnetelextract. Als dit verschijnsel aan het eind van het seizoen optreedt, kun je het gewoon laten zitten. Het eerste symptoom van deze ziekte is dat de stengel vlak boven de grond gaat bloeden (gommen). De bladeren krijgen een metaalglans en verkleuren soms geel. Vervolgens verwelkt de plant en ontstaat het witte en roze schimmelpluis. De vaatbundels zijn bruin verkleurd. Hiertegen is geen remedie, graaf de planten uit en vernietig ze. Plaats op deze plek de eerstvolgende jaren geen meloenen (en ook geen pompoenen, komkommers, courgettes etc.).

 

Beschermen

Dek de planten in koude periodes eventueel af met vliesdoek. Deze bescherming kan de eerste tijd ook op de planten blijven liggen. Of maak met wat stokken, bijzen en vliesdoek een tijdelijke mini-tunnel. Gebruik liever geen plastic folie, dat geeft extreme temperatuurverschillen en vergroot de kans op schimmelziekten. Midden juli zijn de planten onder deze bescherming flink uitgegroeid en kunnen ze zich in de open lucht verder ontwikkelen. 

 

Oogsten

Afhankelijk van de variëteit kun je rijpe vruchten oogsten van augustus tot midden oktober. Gemiddeld zal een meloenplant vier vruchten opleveren. Wanneer er meer komen, zullen de vruchten kleiner blijven. Vaak laat de plant de overtollige vruchten zelf vallen. Vier per plant is een prima gemiddelde!  De vruchten zijn rijp wanneer de huid bij de stengel begint te barsten. Eigenlijk kun je wel ruiken wanneer een meloen rijp is! Laat bij het oogsten minimaal 1 centimeter stengel aan de vrucht zitten. Geoogste meloenen kun je het best voor gebruik even koelen en dan zo snel mogelijk opeten.