Mol
De mol wordt om twee redenen door de mens bejaagd. Ten eerste zijn veehouders en gazoneigenaren niet gecharmeerd door de gaten, gangen en molshopen op hun grasvelden.Ten tweede is hun vacht geliefd om in kleding te worden verwerkt. Volgens de Flora- en faunawet in Nederland is de mol niet langer een beschermd dier.
De mol speelt ook een rol in het vroegere bijgeloof. Mollenpoten werden meegedragen voor geluk, en zouden bij kinderen helpen bij het doorbreken van de tanden; dit vanwege het verband dat men zag tussen de nagels aan de voorpoten van de mol en het doorbreken van tanden. Ook zou je een mol kunnen doden door hem op zijn gevoelige snuit te slaan. Lekker, dan!
Anatomie
De mol heeft een korte zwartfluwelen vacht waarmee hij, dankzij een speciale plaatsing van de haren in de huid, even gemakkelijk voor- als achterwaarts door de gangen kan bewegen. Bij de meeste zoogdieren zijn de haren in een bepaalde richting geplaatst, meestal naar achteren, maar bij de mol kunnen de haren in de huidaanhechting kantelen, zodat ze niet blijven steken in de gangwanden als de mol achteruit krabbelt.
Kenmerkend voor de mol zijn de tot grote graafhanden omgevormde voorpoten, met elk vijf vingers met puntige nagels en een duimpje, waarmee het dier de ondergrondse gangen graaft. Er worden zowel oppervlakkige gangen als dieper gelegen gangen gegraven. De mol heeft kleine, slecht ontwikkelde ogen met een diameter van slechts één millimeter; hij is echter niet blind. Zijn belangrijkste zintuig is zijn spitse roze snuit die gevoelige snorharen en tastzenuwen bevat. Zijn kleine staartje wijst altijd omhoog.
Voortplanting
In de paartijd (februari-april) gaan mannetjes op zoek naar vrouwtjes. Ze verlaten hun territorium en graven lange mollenritten, totdat ze een vrouwtje hebben gevonden. In mei of juni worden de jongen geboren. Na een draagtijd van circa 28 dagen werpt het wijfje in het nest in de centrale ruimte 3 tot 6 naakte en blinde jongen. Alleen het vrouwtje zorgt voor de jongen. Na 14 dagen hebben de jongen een vacht ontwikkeld. De ogen gaan na circa 22 dagen open, en na 33 dagen verlaten de jongen voor het eerst het nest. Na 4 tot 5 weken worden de jongen gespeend.
Na twee maanden zijn de jongen zelfstandig en verlaten ze het nest om een eigen territorium te zoeken, waarbij ze met elkaar in gevecht kunnen komen. Dit zoeken naar een nieuw territorium gebeurt meestal bovengronds. Mollen zijn geslachtsrijp na 11 maanden. De mol wordt normaliter ongeveer 3 jaar oud, maar kan de 7 jaar halen.
Leefwijze
De mol leidt een solitair bestaan. Alleen in de paartijd vormen ze paartjes. Omdat hun territoria kunnen overlappen, communiceren mollen met elkaar door middel van geuren en geluiden.
In het voorjaar graaft het wijfje diep in de grond een centrale ruimte met verschillende gangen. De uitgegraven grond wordt gedeeltelijk gebruikt om de wanden van de gangen en ruimtes mee te verstevigen, het overtollige wordt door de achterpoten naar achteren en naar boven gewerkt, waardoor aan de oppervlakte de intens gehate molshopen ontstaan. Meestal monden hier ook de gangen van het gangenstelsel in uit. Deze uitgangen worden onder andere gebruikt om op het aardoppervlak nestmateriaal te verzamelen om de centrale ruimte mee te bekleden: bladeren, gras, mos, papier en ander zacht materiaal. Hier maakt hij een zachte bal van. Hij slaapt rechtop, met zijn hoofd tussen de voorpoten.
Voedsel
Regenwormen zijn het belangrijkste voedsel van de mol. Daarnaast eet hij bijna alle andere dieren die hij in zijn gangen aantreft. Engerlingen, maden en andere insectenlarven, duizend- & miljoenpoten, naaktslakken en andere weekdieren, enzovoort. Als zodanig is hij dus erg nuttig. Soms grijpt hij ook een gewerveld dier, zoals een kikker. In de herfst en winter legt hij voedselvoorraden aan. Daarvoor bijt hij de kop van regenwormen af, zodat ze verlamd raken. De mol verlaat zelden zijn gangenstelsel. Alleen om een nieuw territorium te zoeken, en een enkele keer om bovengronds insecten te vangen. De mol is een goede zwemmer. Hij is zowel overdag als 's nachts actief, hij ziet het verschil immers nauwelijks.
Verspreiding en leefgebied
De mol komt overal voor waar de grond geschikt is om in te graven (dus niet te zandig, te vochtig of te stenig) en waar zich voldoende regenwormen in bevinden (dus niet te zuur). Hij komt vooral voor in loofwouden en graslanden, tot hoog in de Alpen. De soort komt voor in bijna geheel Europa.
Natuurlijke vijanden
Onder de grond heeft de mol geen natuurlijke vijanden, alleen zijn eigen soortgenoten. Boven de grond wordt de mol bejaagd door onder andere de kat, de uil, de buizerd, de blauwe reiger, de ooievaar, de wezel, de hermelijn en de vos. Andere doodsoorzaken zijn honger door droogte en verdrinking door overstromingen.
Bestrijding
Daar mollen schade kunnen toebrengen aan grasvelden en tuinen zoeken mensen naar manieren om mollen te verjagen of desnoods te doden. Een veel gebruikt middel is het plaatsen van mollenklemmen in de mollengang. Gebroken glas, pennen met een elektrische spanning, gifgas en andere middelen zijn bedacht, met wisselend succes maar allemaal even barbaars!
Wat mollen op een veel molvriendelijker manier schijnt af te schrikken, is de geur die door bloem van het bolgewas keizerskroon wordt verspreid. Het ruikt naar vossen. Motteballen schijnen ook goed te werken.
Mocht het niet lukken, dan is het nog geen ramp. Zo erg is het ook weer niet om de zandhopen gewoon op te vegen en in de border te gooien!