Een tuin waar vogels zich thuisvoelen

 

Vogels voelen zich het meest thuis in een tuin die niet al te netjes is en een gevarieerde flora kent. De sfeer moet zo'n beetje hetzelfde zijn als die van een bosrand, waar veel van de tuinvogels van nature thuishoren. Het is niet moeilijk een tuin zodanig aan te passen dat vogels er alles kunnen vinden wat ze nodig hebben.

 

Een gazon is prima jachtterrein voor merels en lijsters. In het korte gras jagen ze op wormen. Pas dus op met het gebruik van chemische middelen. Kunstmest en onkruidbestrijders zijn slecht voor wormen en andere bodemdiertjes en dus ook voor de vogels die ze eten. Bemest je gazon met gedroogde koemest. Gewoon uitstrooien en de regen doet de rest.

Veel vogels zijn insecteneters. Alle vogels hebben kleine diertjes nodig om hun jongen mee groot te brengen. Beplant daarom je borders met rijkbloeiende planten, die veel insecten aantrekken zoals zweefvliegen, bijen en hommels. Met name vlinders zijn belangrijk. Zij leggen her en der eieren waar rupsen uitkomen. Een broedend mezenpaar heeft per dag al gauw een paar honderd rupsen nodig om hun jongen mee te voeren.

 

Later in het jaar en vooral in de winter gaan veel vogels op zoek naar zaden. Laat daarom uitgebloeide bloemstengels met hun zaad staan.

Plant bij voorkeur bodembedekkers. Hieronder zijn veel prooidiertjes voor vogels te vinden. Om dezelfde reden kun je ook afgevallen blad laten liggen.

 

Slakken zijn soms een plaag, maar vogels zijn er dol op. Bestrijd ze nooit met gif maar op een biologische manier. Je kunt ze ook vangen, koken en dan weer uitstrooien.